In mijn Matthäus zal een vrouw de rol van evangelist, van verteller gaan vervullen. Dat zal voor sommige toehoorders en lezers van mijn Blog best wel even wennen zijn. Recitatieven van de evangelist worden in oratoria en Passies worden gewoonlijk uitgevoerd door een man. Hij neemt de luisteraar bij de hand om deze te betrekken bij het verhaal, het lijdensverhaal van Jezus in dit geval.
Giulio Caccini (1551-1618) ontwikkelde als tenor en lid van de Florentijnse Camerata, een zangstijl die het natuurlijk ritme van gesproken teksten volgt. En wel zo dat de tekst zeer goed verstaanbaar is en die de toehoorder overtuigt van de emotie die in de tekst ligt. Later bij Claudio Monteverdi ontwikkelde zich dit verder. Ook Monteverdi vindt dat de muziek in dienst moet staan van het woord. Hij onderscheidt de seconda prattica waarin de muziek de tekstbetekenis versterkt. Het recitatief is eigenlijk een mooi voorbeeld van seconda prattica: de tekstvoordracht is het belangrijkste, de muziek is in het recitatief ondergeschikt . In de recitativo-secco stijl is de begeleidende muziek zelfs minimalistisch te noemen: weinig tot nauwelijks begeleiding met enkele instrumenten uit de continuogroep van het ensemble. Vrouwen werkten in die tijd niet in een solorol in muziek met een religieus karakter. Dat was ook niet in de late barokke oratoria het geval. Later bij Felix Mendelsohn-Bartoldy zie je wel een voorbeeld van een vrouw die een rol van verteller vertolkt, in het oratorium Paulus.
Waarom kies ik voor een vrouw in de rol van evangeliste-verteller? Bij mijn grootouders van moederszijde, was het mijn oma die de Bijbel voorlas. Meestal was dat uit een kleinere Bijbel die in de kast lag, maar als ik er heel lief om vroeg, opende zij die prachtige Statenbijbel. Zij las vlot sprekend, met hoge stem maar soms ook dralend en traag in sommige stukken tekst. Toen ik eenmaal volwassen was en daar met andere mensen sprak, herkenden veel andere mensen die ervaring. Voor een deel van de mensen is de persoon van wie zij de eerste Bijbelteksten horen, een vrouw. En daar hadden zij, net als ik, veelal warme herinneringen aan.
Toen ik de Bijbelteksten van Matthäus in het Duits las, gingen er in mijn hoofd muzikale spelletjes aan de gang met de stem van een vrouw. De warmte van die huiselijke herinneringen aan een moeder of oma die de Bijbel voorleest, die wil ik graag vasthouden en weergeven. De evangeliste representeert de moeder/oma die in het gezin het paasverhaal voorleest. Het dralen en langzaam spreken in sommige stukken tekst wat ik bij mijn oma hoorden, zullen anderen wellicht ook bij hun eigen grootmoeders of moeder hebben gehoord. Dat verwerk ik door soms enkele halve noten achter elkaar te plaatsen. Er rondom heen zijn er dan wel kortere notenwaardes. Meerdere opeenvolgende langere notenwaardes in recitatieven zijn zeer ongebruikelijk, voor de dictie wordt de tekst gewoonlijk op kortere notenwaarden geplaatst. Toch denk ik dat het kan gaan werken. Zelfs met mijn eigen zeer beperkte zang- en spreekkunst, leverde het bij experimenteren een verstaanbare en fijn klinkende tekstvoordracht op.
Soms betekent deze keuze dat ik creatief zal moeten zijn: er is ergens in Matthäus een tekst waar een dienstmaagd aan het woord is, direct na de evangeliste. Dit zal vervangen door een klein vrouwenkoor. Zij spreken namens de maagd.
Om te voorkomen dat er ooit dirigenten gaan komen die besluiten om de rol van de evangelist tòch in te laten vullen door een man, heb ik de rol niet aan een alt gegeven. Er zijn mannen die dat prima zouden kunnen zingen. Zodoende wordt het zo gecomponeerd dat het alleen zingbaar is voor een hoge sopraan.
In het voorwoord zal ik de instructie gaan opnemen dat de rol niet zal mogen worden ingevuld door een operastem. De stem zou kleiner moeten zijn, heel helder in de kopstem, zonder versierende vibrato’s en goed verstaanbaar.
Reactie plaatsen
Reacties